In de villa tegenover het Sonsbeekpark in Arnhem staat een voetbaltafel middenin de hal. De parketvloer glanst. Dit is het Winford, een privéschool met twaalf leerlingen in de bovenste groepen van de basisschool en negentien middelbare scholieren, die vmbo, havo of vwo doen.
Beneden eten de jongsten fruit tijdens school-tv. Boven werken vier leerlingen geconcentreerd aan hun wiskunde. De les gaat over vergelijkingen, docent Alette Mons probeert het abstracte concreet te maken. De leerlingen schuiven met gekleurde bakjes (de X-en) en dobbelstenen (de getallen) tot het kwartje valt. Mons
legt uit, herkent de denkfouten en stuurt dan direct bij. Dat kan, zegt ze, omdat ze maar vier leerlingen in haar klas heeft. In een klas van dertig zit je er niet zo dicht op. Ze werkte ook in het reguliere onderwijs. „Als mijn scholieren daar een toets slecht maakten dacht ik: hoe kan ik zorgen dat ze het volgend jaar beter doen? Hier denk ik: hoe kan ik zorgen dat ze het volgende wéék beter doen.”